Oecumenische Basisgemeente Apeldoorn



Ik en de Ander

3 november 2013

Welkom en aansteken van de kaars

Zingen: Vol van verwachting zijn wij gekomen ...

Herdenking van de overledenen

Weerspiegeling

Wanneer de wolken opnieuw huilen
zal ik jouw weerspiegeling zien
in tranen als regen vermomd

en wanneer de zon opnieuw toekijkt
zal ik jouw gebroken lach zien
als zonnestralen in wolken verscholen
                                                   (schrijver onbekend)
 

Wij herinneren ons

Waterspiegel
Ben ik nog zichtbaar
Vraag ik aan het water
En neem een voorschot
Op het antwoord

Ik zie een tuimelende val
En zuig de toekomst naar me toe
Ze lijkt zo ongerept en roerloos
Af te wachten tot ik kom.

Voor elke lijn die nu verschijnt
Bedenk ik curven zekerheid
Als: toen en vroeger, weet je nog?

Voorbij mijn twijfels is een
Straks verborgen. Ergens.
Steeds en dichterbij.
                                     (Annette v.d. Bosch)

Zingen: Laten wij van liefde zingen ...

Wie ben Ik?

In de voorbereidingstijd naar deze viering heb ik me verdiept in psalm 139.
Deze psalm is me al vertrouwd vanaf mijn jeugd:

Van David, een psalm.

“Here, Gij doorgrondt en kent mij;
Gij kent mijn zitten en mijn opstaan,
Gij verstaat van verre mijn gedachten;
Gij onderzoekt mijn gaan en mijn liggen,
Met al mijn wegen zijt gij vertrouwd.
Het begrijpen is mij te wonderbaar,
Te verheven, ik kan er niet bij.”


Terug naar het thema van vandaag:”Ik en de Ander”.

Ik. Ja, wie ben ik? Natuurlijk kan ik niet eens bestaan zonder de ander. Al zijn de anderen van toen weer heel andere mensen dan de anderen van nu. Maar ik, wie ben ik?

Juist toen ik dacht dat ik het wel aardig voor elkaar had, gebeurde er iets ingrijpends, wat mijn ikje aardig door elkaar schudde. Ik, die de helft van mijn leven al bezig ben met allochtonen, (dát zijn pas anderen), werd me duidelijk gemaakt dat ik al jaren met mijn Hollandse klompen door de porseleinkast walste, zonder te beseffen wat ik aanrichtte bij de ander. “Had me dat toch eerder gezegd!”, dan had ik die klompen wel uitgetrokken. Cultuurverschil? Ja, dus.

“Er is geen woord op mijn tong” staat ook in de psalm. Inderdaad, sprakeloos. Ben ik zó? O, God, ik schaam me.
Als de heftigste emoties voorbij zijn, geeft de Bijbel met de woorden van psalm 139 (in de vertaling van Huub Oosterhuis) toch ook weer troost :

“Ben ik door jou,
zonder schaamte
gezien, genomen,
door niemand minder?
Ken je mij? Wie ben ik dan?
Weet jij mij beter dan ik?”


Dan kom ik ook nog een gedicht van Eva Gerlach tegen.

Hetzelfde
Ik rende met mijn oma door de mist
Waar de zon in prikte. ‘Hee Oma,’ vroeg ik,
‘Als ik dus constant verander en dat gaat door
tot ik sterf wie ben ik dan, wat kan je
mij noemen.’ ‘Ja’, zei ze, ‘we gaan
snel voorbij maar iets binnenin blijft het zelfde.’

Wat,’ vroeg ik, ze nam een slok sportdrank,
Luister kind,’ zei ze rennend
als de beste naast me,
de holte in de wervelstorm dat ben jij.

Zingen: Delf mijn gezicht op ...

Ken je mij? naar psalm 139

Ken je mij? Wie ken je dan?
Weet je mij beter dan ik?
 
Ogen die door de zon heen kijken,
zoekend de plek waar ik woon,
ben je-
beeldspraak voor iemand
die aardig is en onmetelijk ver,
die niet staat en niet valt en niet voelt
als ik, niet koud en hooghartig.
 
Hier is de plek waar ik woon:
een stoel op het water, een raam
waarlangs het opklarend weer
of het vallende duister voorbij vaart.
Heb je geroepen? Hier ben ik.
 
Ik weet niet wat in mij is,
hoeveel, hoe weinig, ik zeg
de woorden die ik geleerd heb
zo goed mogelijk: “liefde,
ja, ik zal, ik wil, jij,
 
wij, ik, mensen”-maar wat echt is,
onloochenbaar en gelouterd
in deze woorden, weet jij dat?
 
Ik zou één woord willen spreken,
ooit, dat waar en van mij is,
dat draagt wie ik ben, dat het houdt,
en rechtop staat
als een mens die mij aankijkt
en zegt:
ik ben jouw zuiverste zelf,
Vrees niet, versta mij, ik ben
Nooit komt het over mijn lippen.
Maar jij hebt het al verstaan?
Ben jij dan dieper stilte
dan mijn verstomdheid in mij,
ben je zo zelveloos in mij aanwezig
dat je het zuchten en kreunen hoort
dat ik zelf niet kan horen?
 
Hoor jij in mij geboren worden
De ander die ik zou willen zijn?
 
Ben jij de enige voor wiens ogen
niet is verborgen mijn naaktheid?
Kan jij het hebben, als niemand anders,
dat ik geen licht heb, niet warm ben,
dat ik niet mooi ben, niet veel,
dat geen bron ontspringt in mijn diepte
dat ik alleen dit gezicht heb,
geen ander.
Ben ik door jou, zonder schaamte,
gezien, genomen,
door niemand minder?
Zou dat niet veel te veel
waar zijn?
 
Ken je mij? Wie ben ik dan?
Weet jij mij beter dan ik? 
(uit “150 Psalmen vrij” – Huub Oosterhuis)

Ken je mij?
Gezongen door Stijn van de Loo, opgenomen op de cd “Licht” met teksten van Huub Oosterhuis en muziek van Stijn van de Loo.


Wie is de Ander?

Na de vraag “wie ben ik?” dus nu de vraag “wie is de Ander?’ In het alledaagse leven is dat degene die ik regelmatig ontmoet; waar ik wat mee heb: mijn levenspartner, mijn kinderen, mijn familie, mijn vrienden, basismensen en buren. Een kring van mensen die gedurende mijn levensloop zich gevormd heeft. Sterk bepaald door de plek van mijn geboorte en daarna door mijn opvoeding thuis, door school, door mijn werkkring, vriendenkring, de mensen in onze basisgemeente enz. Daarmee is de ander geduid die voor mij vertrouwd is of herkenbaar; hij of zij die tot dezelfde cultuur of subcultuur behoort als ik. De ander die, als ik dat wil, kan ontmoeten.

Als ik anderen ontmoet bij een feestje of een receptie of op straat is contact maken gemakkelijker naarmate ik ze beter ken en bijvoorbeeld weet in wat voor kringen ze verkeren. Immers dan is er is altijd wel een onderwerp te verzinnen om een gesprek aan te gaan of te informeren naar iets waarvan ik weet dat het speelt. Maar soms heb ik geen zin om contact te maken omdat het prettiger voelt om bij mijzelf te blijven.

Ik ben wel wat meer actief in contact maken als ik verwacht dat er een interessant gesprek kan volgen. Immers ik ben het beste af wanneer ik iemand tref waarvan ik weet dat die dezelfde interesses heeft of op dezelfde golflengte zit als ik. Soms is er toch ook de verrassing als ik een voor mij denkbeeldig getrokken grens overga en aan de praat raak met iemand die nieuw voor mij is. De oversteek naar het onbekende door uit mijn vertrouwde wereldje te stappen levert onverwacht een nieuw perspectief.

Maar gaat het onderwerp van vandaag daar eigenlijk wel over? In de thema-aanduiding “Ik en de Ander” staan ik en de ander met hoofdletters. Dat wijst de weg naar meer diepgang.

Het is de Joodse filosoof Levinas die in zijn geschriften spreekt over de Ander met een hoofdletter. In zijn filosofie gaat het niet zo maar om ontmoetingen van ik en de ander. Maar wat dan wel? Zijn geschriften zijn moeilijk leesbaar. Op basis van samenvattingen van enkele boekbesprekers probeer ik hier er mijn eigen en in filosofisch opzicht misschien te simpele uitleg aan te geven.
Levinas schrijft het woord “de Ander” met een hoofdletter om te benadrukken dat die andere onmisbaar is in ons bestaan : het is goed om het anders-zijn van de Andere te koesteren.
De mens is namelijk, zodra hij bewust is van zijn bestaan, een gevangene van zichzelf en alleen de Ander kan hem bevrijden.
Als je alleen met jezelf bezig bent kan je je niet verrijken. Sterker nog: je verpietert. En ook een situatie waarin je wel contact maakt maar alleen maar probeert de ander voor je te winnen werkt niet. Je blijft immers in je eigen wereldje omdat je probeert de ander te onderwerpen aan jouw ideeën.

Tot ver na de middeleeuwen was God, de Eeuwige, in het denken over de schepping het middelpunt. Dat is wel verleden tijd. In de Westerse traditie van denken is het subject “mens” steeds meer centraal komen te staan. Descartes gaf daaraan een impuls met zijn leus: “Ik denk dus ik besta” Het 'ik' is in dit denken het centrum en de medemens is vaak daarbij een belemmering voor de persoonlijke ontplooiing. Het werkelijk anders zijn van die ander past niet in het eigen opgebouwde wereldje. Die bedreiging dient zo vlug mogelijk te worden weggenomen door te proberen om de ander zich te laten aanpassen aan jouw wereld. “De andere moet beheersbaar worden”. Liefde of verantwoordelijkheid voor de ander komt in dit denken niet voor.

Andere tendensen in dit rationele denken leverden visies waarbij het subject/de mens ondergeschikt werd gemaakt aan de realisatie van collectieve idealen zoals het Nationaal Socialisme of het Communisme.

De ratio had in al deze denkbeelden de overhand. De mens werd daarbij een in zichzelf gevangen “Ik” dan wel tot object gemaakt dat moest passen in een systeem waarin van alles de maat werd genomen ten behoeve van het collectieve ideaal.
Deze wijze van denken, waarin geen plaats werd ingeruimd voor een ethische benadering, heeft, zo stelt Levinas, er onder meer toe geleid dat grootscheepse vernietigingen van miljoenen Joden door Hitler en zijn trawanten planmatig en met grote precisie kon plaatsvinden.

Er is een mogelijkheid dat de mens wordt bevrijd. Die bevrijding kan ontstaan als we open willen staan voor een echte ontmoeting van de Ander waarbij ruimte wordt gelaten voor het afwijkende, het vreemde, het ongewone dus ook waar we onwennig tegenover staan en misschien ons aanvankelijk ongemakkelijk bij voelen. Dan komt er perspectief voor groei en vrijheid. Tegelijkertijd verbinden we ons aan de Ander omdat er bij een echte ontmoeting een gevoel van genegenheid en verantwoordelijkheid ontstaat.

Levinas heeft het over een ontmoeting waarbij de ene mens in het gelaat van de ander kijkt. En niet met een opnemende blik waarbij hij of zij kijkt naar de kleur ogen of de vorm van de neus maar een onbevangen kijken naar de gelaatsuitdrukking van de Ander. Zo kijkend, stelt Levinas, is er een ontmoeting door liefde ingegeven en is in deze Ander ook God te ontmoeten die liefde is. God staat hier niet boven de mens maar is terug te vinden op aarde in het gelaat van de Andere.

Tot slot, wat moet ik nou met zo’n filosofie, want dit zijn toch wel heel veel woorden.
 
Ik begon deze inleiding met te vertellen dat ik de neiging heb in mijn veilige kringetje van mensen te willen blijven. Dat zal ik niet zomaar kunnen veranderen. Het thema van vanmorgen geeft mij echter wel te denken of ik toch niet wat vaker mijn hart moet laten spreken en minder mijn hoofd; niet te snel de ander de maat moet nemen, maar hem of haar ruimte bieden, luisteren en ook wat vaker in gedachten moet houden dat het vreemde, het andere of de Ander, verrassend kan zijn en perspectief kan geven. Die Ander, zonder wie Ik niet kan bestaan. En die Ander die niet zonder mij kan bestaan. En toen kwam zomaar die tekst tevoorschijn van dat lied:

Wie zijn leven niet wil geven, niet wil delen met zovelen met een Ander, die gaat verloren.
Wie wil geven wat hij heeft, die zal leven, opgegeten (waarbij de tekstdichter lijkt te zeggen dat het gaat om totale uitlevering aan de Ander), die zal weten dat hij leeft.

Zingen: Wie zijn leven niet wil delen ...

Mededelingen

Collecte bestemd voor Amma Lamai

“Wij, niet jij alleen of ik”

Wij, niet jij alleen of ik,
Zullen daar staan, op een plein,
En overzien in één ogenblik
Waartoe wij gekomen zijn.

Licht. Maar niet de gloed van zon.
Glanzen. Maar niet van de maan.
En vlietend water uit goede bron.
En vlammen die overslaan.

Wij, niet ik en jij alleen,
Zullen daar gaan met elkaar-
Je mag me zoenen door merg en been.
En leven valt niet meer zwaar.

Zingen: Ga tot de einden der aarde ...

Ontmoeting in de kerkzaal met koffie en thee.


Home

Indien u op de hoogte wil blijven van de activiteiten van onze oecumenische basisgemeente kunt u zich abonneren op onze digitale nieuwsbrief.
Stuurt u dan een e-mail naar: info@oecumenische-basisgemeente-apeldoorn.nl

Bijgewerkt: 6 november 2013