Muziek (Satie Gnossienne 2: “Avec Étonnement”)
Welkom, mededelingen
Collecte voor Neve Shalom / Wahat-el-Salam
Openingslied “Ik wens jou vrede”
Paaskaars aansteken
Mensen uitnodigen een kaars op de menorah aan te steken onder noemen
van een situatie van onvrede in de wereld
Psalm 119 vers 163-165
Ik verafschuw de leugen,
maar Uw wet heb ik lief.
Ik zing u dagelijks zevenmaal lof
om Uw rechtvaardige voorschriften.
Wie Uw wet eert
ervaart grote vrede.
Jesaja 32 vers 17
De vrucht der gerechtigheid zal vrede zijn.
Ze brengt rust en vertrouwen voor altijd.
Muziek (Herman van Veen: “Opzij, opzij, opzij”)
Overweging “Vrede in jezelf”
Hoe jachtig is het leven, ook in deze vredesweek...
Hoe groot is de onrust in de wereld én de onrust in onszelf...
Verlangen we niet allemaal naar rust, naar vrede in de wereld?
Naar rust en vrede in onszelf?
Als er eindelijk vrede in de wereld is,
als de kanonnen zwijgen en de vluchtelingenstromen opdrogen,
als er geen journalisten meer worden onthoofd of vrouwen worden
gestenigd,
als er eindelijk wereldwijd gerechtigheid heerst,
vinden we dan ook eindelijk rust en vrede in onszelf?
Als je het Oude Testament leest, wordt gesuggereerd dat je vrede kunt
vinden in het gehoorzamen aan de wetten van God.
Bijv. in psalm 119. Daar staat: "Wie Uw wet eert ervaart grote vrede."
Of in Jesaja 32: "De vrucht der gerechtigheid zal vrede zijn."
"Vrede" en "gerechtigheid" zijn twee begrippen, die vlakbij elkaar
staan.
De boodschap is in feite:
"Doe gerechtigheid en je zult vrede vinden."
“Doe Gods wil en je zult de hemel verwerven.”
Helaas is dit voor veel gelovigen verworden tot een religieuze plicht,
tot een heilig moeten.
En juist plichten ondergraven de innerlijke vrede.
Als ik mij verplicht voel mij aan Gods wetten te houden,
als ik mij verplicht voel het goede te doen,
dan voel ik me niet zozeer vervuld van een goddelijke vrede,
maar voel ik mij eerder juist tekortschieten jegens God.
Dan voel ik mij zondig.
Klopt die boodschap dan wel: "als je handelt naar Gods wetten, dan vind
je vrede"?
Is het niet veeleer omgekeerd: "als je vrede in jezelf vindt, dan zul je
als vanzelfsprekend handelen naar Gods wetten"?
"Als je vrede in jezelf vindt, dan zul je als vanzelfsprekend
gerechtigheid doen"?
Dan wordt innerlijke vrede dus het uitgangspunt om het goede te doen,
het uitgangspunt om tot gerechtigheid te komen.
Vanzelfsprekend is dan de volgende vraag: hoe kan ik die innerlijke
vrede dan bereiken?
Wat kan ik doen om temidden van de jachtigheid van het leven, in een
wereld vol oorlog en geweld, tot rust te komen, tot vrede in mijzelf?
Ik zou kunnen beginnen te onderzoeken wat innerlijke vrede in de weg
staat.
Leef ik het leven dat bij mij past of laat ik mij leven door de
verwachtingen van anderen?
Waar heb ik onvrede mee?
Waar heb ik kritiek op?
Waar heb ik oordelen over?
Wie of wat veroordeel ik?
Wie of wat mag er van mij eigenlijk niet zijn?
Zo’n zelfonderzoek heeft er bij mij toe geleid, dat ik ging inzien
hoezeer mijn leven van buitenaf werd bepaald,
door alles wat moest en hoorde,
door alles wat anderen van mij verwachtten.
Ja, ook door de wetten van God: ik moest vooral braaf en gehoorzaam
zijn.
De bron van onrust en onvrede bleek eigenlijk angst te zijn.
Als kind vooral angst om te zondigen en in het vagevuur of zelfs in de
hel te komen; angst ook voor de afkeuring door mijn ouders en
leerkrachten.
Als volwassene angst om afgewezen te worden, angst om er niet bij te
horen, angst om mijn baan te verliezen, angst om niemand te zijn, niet
gezien en erkend te worden.
Ik ben gaan inzien dat angst ertoe leidt dat we een masker opzetten, ons
een identiteit aanmeten om in de wereld overeind te blijven.
En ik ontdekte ook hoe mijn masker het echte levensgeluk, een echt
vervullend leven in de weg staat.
Hoeveel onrust en onvrede het geeft.
Mijn masker verhindert mij om de schat in mijzelf te ontdekken, te zien
wie ik werkelijk ben, de levensbron in mijzelf te ontdekken en van
daaruit te leven.
Naarmate het mij meer lukt om te ontdekken wie ik werkelijk ben, wat
mijn zielsverlangen is en van daaruit te leven, voel ik dat ik het ware
levensgeluk op het spoor ben.
Die levensbron is in feite bron van goddelijke liefde, een tegengif
tegen de angst, die mij beheerst.
Naarmate ik meer uit de kast kom, meer mijzelf durf te zijn in wie ik
werkelijk ben, bloot en onomwonden, ga ik steeds meer vanuit liefde in
plaats vanuit angst leven.
Steeds meer vanuit overvloed dan vanuit schaarste.
En ik merk dat dit leidt tot steeds meer levensgeluk en innerlijke
vrede.
En ik merk ook dat ik, vanuit die verworven innerlijke vrede, als
vanzelf meer geneigd ben het goede te doen.
Als vanzelf doe ik dan gerechtigheid, draag ik bij aan vrede in de
wereld om mij heen, draag ik bij aan het vernieuwen van het aanschijn
der aarde...
Zoals Roger Schutz van Taizé het verwoordde: “Vind vrede in jezelf en
velen om u heen zullen vrede vinden”.
Toen ik met Sophie een van de eerste keren in Taizé was, dat was in
1970, kregen we van een broeder de opdracht om na te denken over het
thema “God loven”.
Dat vond ik toen een moeilijke opdracht.
Maar aan het eind van die week zag ik in, dat het erom gaat je leven zó
in te richten, dat je er God dankbaar voor kunt zijn.
In het licht van het thema van vandaag zou je kunnen zeggen:
“Als je leeft vanuit je innerlijke vrede, dan ga je vanzelf het goede
doen. Is er een betere manier om God te loven?”
Niet door luidkeels “halleluja” te roepen, maar door het goede te doen
in deze wereld, gevoed vanuit de innerlijke vrede.
Als ik al zou bidden tot God, dan zou het niet meer zijn: "maak dat ik
Uw wetten onderhoud en zo Uw vrede vind", maar het zou eerder zoiets
zijn als: "delf mijn gezicht op, ontmasker mij, leer mij mijzelf opnieuw
verstaan en te leven, bloot en onomwonden, aan niets en niemand meer ten
prooi."
Muziek (Satie Gnossienne 3:“Lent”)
Lied: “Delf mijn gezicht op”
Jan van Ruusbroec (mysticus, 1293-1381)
Jij die in mij woont
met de kracht als van een opspuitende bron,
vol sprankelend, leven gevend water.
Ik heb het –tot mijn schade en schande- klaar gekregen
om jaar na jaar stenen te verzamelen
en daarmee die bron in mij
te begraven onder puin en gruis
en eigen drukdoenerij.
Ik moet Jou weer opgraven in mij,
opdelven in mijn diepste diep,
het schilderij van mijn wezen,
mijn gelaat grondig laten restaureren
van jarenlang vuil.
Jij hebt er Jouw gezicht in uitgetekend,
daar waar Jij verblijf houdt,
diep in mij.
Wanneer krijg jij het klaar
om Jouw beeltenis in mijn wezen
weer van blijdschap te laten stralen
in dat verfrissend, opspattend bronwater,
daar diep, heel diep in mij verborgen?
Kom, trek me naar binnen,
blijf kloppen aan de poort
want ook mijn oren zijn doof geworden;
blijf schijnen in de nacht
want de blindheid van mijn ogen is totaal.
Kom, delf op mijn ware gelaat,
maak mij mooi, maak van mij Jouw liefste mens,
ik kan niet meer zonder Jou,
Jij die woont in mij,
opborrelend water dat leven doet.
Kom, leef Je uit in mij.
Lied: “Om vrede” (“Veel te laat heb ik jou lief gekregen”)
Joh. 14:24-27
Jezus zei tot zijn leerlingen: Wat jullie mij horen zeggen, zijn niet
mijn woorden, maar de woorden van de Vader, door wie ik gezonden ben.
Dit alles zeg ik tegen jullie, nu ik nog bij jullie ben.
Later zal de Helper, de Heilige Geest die de Vader jullie namens mij zal
zenden, jullie alles duidelijk maken en alles in herinnering brengen wat
ik tegen jullie gezegd heb.
Ik laat jullie mijn vrede na; mijn vrede geef ik jullie, zoals de wereld
die niet geven kan.
Lied: “Frieden, Frieden” (Taizé)
Vredeswens naar elkaar
Psalm 113 (vert. Huub Oosterhuis)
Zo hoog als Gij troont in uw hemel
zo diep buigt Gij neer om te zien
zo diep, om te zien deze aarde.
Zo wijd als het oosten en westen
Moge opklinken de lofzang.
Boven de drommen der volkeren uit
zijt Gij verheven,
hoog boven alle hemelen licht.
Niet de sterren loven en prijzen Uw naam,
maar mensen, die Uw naam volbrengen
knielende bij hun noodlijdende naasten.
Niet de opgaande zonnen
niet de zacht schijnende manen
maar uw dienstknecht-mensen
die de vreemdeling tegemoet gaan
loven en prijzen Uw naam.
Woont Gij in de hemel?
Gij woont in hun harten,
zij sjorren de vernederden op uit de modder
de verstotenen sjorren zij op uit het stof van de aarde
en nodigen hen aan hun tafels.
Zij loven en prijzen Uw naam.
Lied: Zegenbede (“Dat wij gezegend onze levensreis mogen vervolgen”)
|