G E E N    S L A A F   M E E R

 

W e g   n a a r  b e v r i j d i n g

 

 

 

Elk vijftigste jaar zal voor jullie een heilig jaar zijn, waarin kwijtschelding wordt afgekondigd voor alle inwoners van het land.

Dit is het jubeljaar, waarin ieder naar zijn eigen grond en zijn eigen familie kan terugkeren. Elk vijftigste jaar zal voor jullie een jubeljaar zijn.    

                        Leviticus 25:10

 

 

K a r e l   T u k

 

 

ISBN:  90-810655-2-1
NUR:   708
Rubriek: Godsdienstige mystiek

Alles uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en openbaar gemaakt zonder voorafgaande toestemming van de auteur/uitgever.  Bronvermelding wordt op prijs gesteld.

Van dezelfde auteur:

          Voor ogen verborgen. Gelijkenissen en hun geheimen. 2004
ISBN 9057868 571. 

          Lucas code. Het kennen van de samenhang. 2006
ISBN-10: 90 810655-1-3 of ISBN-13: 978-90-810655-1-1. 

Een drieluik.

In 2004 verscheen over een serie gelijkenissen in Lucas 14:25-16:18 het basisboek Voor ogen verborgen. Aan elke gelijkenis en aan de Openingswoorden en de Slotwoorden heb ik een hoofdstuk gewijd.

In 2006 verscheen Lucas code ter gelegenheid van mijn 70ste geboortedag. In de eerste gelijkenis van de serie, over een toren willen bouwen, wordt vooruitgekeken naar het einddoel van de geestelijke weg.

Ik toon aan dat deze gelijkenis en dus ook de hele serie uitsluitend begrepen kan worden met behulp van verborgen getallen en de Sefirotboom  uit de latere Kabbala. 

En nu dit derde en laatste boekje van dit drieluik: Geen slaaf meer. Het begint met de tweede gelijkenis van de serie en het beschrijft het proces om tot het einddoel te geraken. Samen geeft dit drietal boeken een compleet beeld van deze gelijkenissen. Wie ze bestudeert, zal het idee kunnen krijgen tot in detail de boeiende geestelijke weg te kunnen volgen, zoals die in de gelijkenissen onder woorden is gebracht.   

Geen   slaaf   meer

In dit boekje wil ik aantonen dat een serie gelijkenissen in het bijbelboek ‘Lucas’ een samenhangend geheel vormt. Met elkaar geven deze gelijkenissen een diepere betekenis prijs dan wanneer elke vertelling apart wordt benaderd. Zij nodigen uit tot een geestelijke reis van innerlijke verdeeldheid en onvrijheid naar heelheid en bevrijding. Lucas toont ons een weg naar waarachtig menszijn. Dit thema komt in andere gelijkenissen en woorden van Jezus ook voor. Dat het zich in een reeks aansluitende gelijkenissen voordoet, waarbij elke gelijkenis een fase is van de weg, werd in Voor ogen verborgen voor het eerst aan het licht gebracht.

Het belangrijkste kenmerk van mijn werkmethode is onbevooroordeeld lezen. Eindeloos lezen en herlezen van de gelijkenissen en elk detail proberen te begrijpen.

Onderstaande tekst over één worden is een samenvatting van één van de ‘rode draden’, met enkele aanvullingen, van mijn eerste boek Voor ogen verborgen. In dit eerste boek heb ik de bronvermeldingen en een vrij uitgebreide literatuurlijst opgenomen. In de onderstaande tekst komen daarom maar weinig voetnoten en geen literatuurlijst voor.

Inhoud

A. Afstand nemen tot het vele

Het thema: Een uittocht uit het slavenhuis
Overwin de verdeeldheid
Deze gelijkenis staat niet op zichzelf
Een gezamenlijke identiteit
Ondefinieerbaar 
Aspecten van bewustzijn
Eenwording als verlangen
Drie personages 
Terugblik

B. Zoeken van het ene

Een werkwijze: tellen van woorden
Wie van u…
Toen kwam hij tot zichzelf
De oudste zoon verhardt zich
Woorden van Lucas
Terugblik

C. Vinden van eenheid

Iemand was rijk en had een rentmeester
In weinig getrouw
Niet één slaaf
De vorm ondersteunt de inhoud
De gelijkenis over het zout
Terugblik

A. AFSTAND NEMEN TOT HET VELE

Het thema: Een uittocht uit het slavenhuis.

Als slaven leefde het joodse volk in Egypte. In het bijbelboek ‘Exodus’ wordt beschreven dat deze slaven onder leiding van Mozes het slavenhuis verlieten; hun vrijheid tegemoet. Na veel omzwervingen door de woestijn kwamen ze aan in wat tegenwoordig het land Israël wordt genoemd.

Naast een historische gebeurtenis verwijst het verhaal over de uittocht naar een psychologische reis waar ieder mens vroeg of laat aan begint. [1] Het slavenbestaan kan op het  persoonlijke vlak een verslaving inhouden aan gewoonten, aan gehechtheid aan bezit en aan het veiligstellen van waaraan we veel waarde hechten.

In het bijbelboek ‘Lucas’ wordt ook zo’n reis beschreven, waarbij verschillende ervaringen uit het boek Exodus zijn verwerkt. In de tijd van Lucas was het de gewoonte om een verwijzing niet met naam en toenaam te noemen, maar om subtiel een situatie of enkele woorden uit het oude verhaal in te vlechten in het nieuwe verhaal. Zo heeft Lucas aangegeven dat het nieuwe verhaal in de serie gelijkenissen gelezen dient te worden tegen de achtergrond van het verhaal over de uittocht.

Wanneer in de gelijkenis over de verloren zoon de jongste zoon thuiskomt, laat de vader het gemeste kalf slachten. (Lc.15:23) Het is een verwijzing naar het verhaal over de uittocht. Per gezin zal een stuk kleinvee worden genomen; een gaaf, mannelijk, eenjarig stuk kleinvee. (Ex.12) Dit zal gegeten worden in de nacht vóór de bevrijding. Het feestmaal luidt de bevrijding in! Lucas zal deze verwijzing naar het exodusverhaal in de gelijkenis hebben verwerkt om tot uitdrukking te brengen dat de bevrijding van de mens in deze gelijkenis nabij is. 

In het verhaal over de rijke man en de rentmeester (16:1-9), dat direct volgt op dat van de verloren zoon, zegt de rentmeester tegen de schuldenaar: ga vlug zitten en schrijf vijftig. Deze uitdrukking verwijst eveneens naar het vertrek uit Egypte. Vlak voor de uittocht introduceert Mozes een maaltijd met brood zonder desem om uit te drukken dat er geen tijd is om het brood te laten rijzen. Bevrijding duldt geen uitstel. Het Exodus­verhaal zegt dat u overhaast zult eten: uw lendenen omgord, uw schoenen aan uw voeten en uw staf in uw hand. (12:11) De schuldenaar staat op het punt zijn bevrij­ding neer te schrijven. Overhaast zult u gaan zitten en vijftig schrijven. De haast betekent een opmaat voor de vijftig die erop volgt. 

Na ‘het gemeste kalf’ in het verhaal over de zonen vinden we hier dus weer een verwijzing naar de uittocht. In het verhaal over de huismeester staan we nu vlak voor onze bevrijding. Geen wonder dat deze vertelling wordt gevolgd door die over een vrij mens die oprijst achter het beeld van ‘geen slaaf’. (Lc.16:10-13)

Met deze introductie van het thema uit de gelijkenissen ben ik echter wel ver vooruit gelopen.

Overwin de verdeeldheid

De serie gelijkenissen is opgebouwd uit drie delen. Elk deel wordt verteld aan een andere groep toehoorders, namelijk het volk (Lc.14), de Farizeeën (Lc.15) en de leerlingen van Jezus (Lc.16).

In de rede tot het volk vinden we de gelijkenis over twee koningen die verschillende belangen nastreven. Zij zitten niet op lijn en trachten toch met elkaar in gesprek te komen. Dat lukt hen echter niet. (Lc.14:31-33) Het betreft de innerlijke verdeeldheid van de mens bij de aanvang van de geestelijke reis. In de erop volgende gelijkenissen wordt die verdeeldheid stap voor stap overwonnen.

De vertelling is heel kort; slechts twee zinnen. De derde zin houdt een aanbeveling in en behoort niet tot het verhaal. Wel geeft deze de richting aan voor de uitleg. In vertaling [2] luidt de tekst:

31 Of welke koning die op reis gaat om zich te voegen bij een andere koning die in tweestrijd is, gaat niet eerst zitten om te overwegen of hij in staat is in tienduizend degene te ontmoeten die met twintigduizend tot hem komt? 
32 En zo niet, dan zendt hij een oudste als de ander nog veraf is en vraagt om vrede. 
33 Zó geldt ook voor ieder van u: wie geen afstand neemt van alles wat hem onvrij maakt, die kan mijn leerling niet zijn.

Een mens die in zichzelf verdeeld is, die als het ware twee koningen in zich heeft, kan niet goed functioneren. Daarom wordt de andere koning gevraagd zich te schikken als onderkoning. Dit is het thema van deze gelijkenis. Overwin de verdeeldheid.

Volgens vers 33 zijn beide koningen  niet vrij waardoor ze niet in staat zijn hun collega te ontmoeten terwijl ze dit wel willen. Bij ‘welke koning’ staat zijn zelfopvatting in de weg en de twintigduizend maken de andere koning onvrij. 

Deze gelijkenis is er één uit een reeks en staat dus niet op zichzelf. Het is dan ook logisch dat hij niet als op zichzelf staand kan worden uitgelegd. Het is daarom nodig enkele belangrijke elementen uit alle gelijkenissen te introduceren. Het is met name belangrijk om vooraf de identiteit vast te stellen van de personen die erin voorkomen. Zodoende komen we te weten wie de twee koningen zijn en wat hun bestemming is. Daarna kan een uitleg van deze gelijkenis volgen.

Deze gelijkenis staat niet op zichzelf. 

De betreffende serie gelijkenissen begint in Lucas 14:25 en eindigt met 16:18. 

In Lucas 14 is het thema ‘afstand nemen tot het vele’.

In Lucas 15 is dat ‘het zoeken van het ene’. 

In Lucas 16 wordt het bereiken van éénwording beschreven en het praktische effect ervan, namelijk: denk en handel inclusief, niet dualistisch. Inhoudelijk zit er dus een duidelijke lijn in deze serie gelijkenissen.

Ook de aantallen van 100 schapen, 10 munten en 2 zonen suggereert een verband dat nog wordt versterkt doordat ze onderdeel zijn van een grotere reeks. In 14:28-30 gaat het over iemand die een toren wil bouwen. Dan volgt de gelijkenis over de twee koningen en worden de eerste getallen genoemd: tienduizenden waarna de reeds genoemde 100, 10 en 2 klinken, gevolgd door het verhaal over een rijke man die een rentmeester had. (16:1-9) Het laatste getal betreft ‘niet één’ slaaf, in 16:10-15. Zo zien we de reeks 1-2-10.000den-100-10-2-1 en ‘niet één’. De aflopende aantallen – behalve ‘niet één – betreffen het bezit dat iemand heeft of beter: de gehechtheid daaraan die onvrij maakt. Tijdens de groei naar geestelijke volwassenheid wordt de afhankelijkheid minder, hetgeen wordt uitgedrukt doordat de aantallen afnemen. Elk van deze gelijkenissen tekent dan een fase van iemand die steeds vrijer wordt van gehechtheid. 

Een gezamenlijke identiteit

Om vooruitgang te boeken is het vanzelfsprekend dat de verschillende fasen door dezelfde persoon worden doorlopen. Lucas heeft een diepzinnige en slimme oplossing gevonden om dat in één woord aan te geven.

In het Nederlands wordt dat woord vertaald met wie, welke en iemand.

Wie van u die honderd schapen heeft… dan weet je niet wie dat is
Welke vrouw die tien munten heeft… dan weet je niet wie dat is
Iemand had twee zonen… dan weet je niet wie dat is.

Omdat Lucas voor alle personages ditzelfde woord gebruikt, namelijk ‘tis’, geeft hij mijns inziens daarmee aan dat die personages dezelfde identiteit hebben: onbepaald en niet te definiëren, zoals je dat ook niet kunt met ons bewustzijn.

Ons bewustzijn kunnen we ontwikkelen door ervaringen op te doen en door te leren.

Het kan misschien verbazing wekken dat ‘wie niet zijn kruis draagt…’, de vader van de twee zonen en de rijke man, de chef van de rentmeester, een gezamenlijke identiteit hebben. Dat kan duidelijk worden door deze identiteit nader te omschrijven.

Ondefinieerbaar

Zowel de vertaling wie, welke en iemand als het Griekse tis zijn onbepaald. In deze gelijkenissen hebben we dus met een niet te definiëren en verborgen identiteit van doen. Het meest verborgen en ondefinieerbare in de mens is wel dat we, zoals Genesis vertelt, naar Gods beelden gelijkenis zijn geschapen. Volgens Genesis 2:7 wordt de mens een levend wezen door de ademdie God bij de stoffelijke mens in de neus blaast. Enerzijds wordt dit gezien als de adem die het stoffelijke lichaam in leven houdt en anderzijds wordt dit in verband gebracht met het 

goddelijke van het leven. Met het begrip ‘het goddelijke’ wordt iets geestelijks aangeduid, zonder bepaalde gestalte. Gods gelijkenis kan mijns inziens op menselijk vlak worden aangeduid met wat we tegenwoordig ‘bewustzijn’ noemen dat zich kan benoemen als: ‘ik’. We kunnen onderscheid maken tussen hoger en lager bewustzijn, dat in de serie gelijkenissen door zeer uiteenlopende personages wordt voorgesteld. 

Met de associatie van het menselijke bewustzijn als het goddelijke in de mens raken we aan een uitspraak van Jezus in Lc.17:20-21. Daarbij kunnen we bedenken dat het Griekse woord basileia [3] zowel koningschap als koninkrijk kan betekenen.  Jezus antwoordt op een vraag van de Farizeeën wanneer het koninkrijk van God komt, dat het koningschap van God niet is waar te nemen; dat het niet hier is of daar: het is binnen u. De Farizeeën zullen niet hebben verwacht dat zij rechtstreeks zouden worden aangesproken op de kwaliteit van hun bewustzijn. 

In de rede tot het volk verwijst ‘Wie niet zijn kruis draagt en achter mij komt…’. (14:27) naar het lagere bewustzijn dat gemak en genot verkiest boven liefde en trouw. De vader die twee zonen had en de rijke man die een rentmeester had, verwijzen dan naar hoger bewustzijn dat relatief vrij staat tegenover het bezit. 

Aspecten van bewustzijn

De vader vertegenwoordigt volgens bovenstaande uitleg het goddelijke in de mens of het hogere bewustzijn. De jongste zoon staat voor de spirituele zoeker. Hij wil contact met de vader maar kan dat niet vinden. Uiteindelijk komt hij tot zichzelf (15:17) en gaat naar de vader die zich met hem verenigt. De oudste zoon is verslingerd aan het aardse en heeft daar genoeg aan.  ‘Hij wilde niet binnengaan’ (28). Hij heeft aan de uiterlijke wereld genoeg en komt niet toe aan zichzelf, aan zijn hogere zelf.

Dit zijn drie kanten van ons bewustzijn, waarvan de vader en de jongste zoon één worden. De eenwording van de mens is hier nog niet compleet, want de oudste zoon doet nog niet mee. Maar de ontwikkeling houdt daar niet mee op want in de volgende gelijkenis komen dezelfde personages terug. 

De vader komt daar terug in de persoon van rijke man. De functie van de jongste zoon wordt voortgezet door de rentmeester en de oudste zoon door de schuldenaars. 

In dat verhaal zie je dat de rentmeester contact maakt met de schuldenaars, daar als het ware één mee wordt en de schulden in een heel ander perspectief zet. Hierop kom ik nog terug. Hij heeft het nauwelijks gedaan of hij krijgt een compliment van zijn chef, van de rijke man. Als vader en zoon val je elkaar om de hals; dat drukt uit dat je één wordt. Als werkgever - werknemer doe je dat niet, dan deel je een compliment uit. 

Het wil zeggen dat de gelijkenis over de verloren zoon vervolmaakt wordt in het verhaal daarna over de rijke man, de rentmeester en de twee schuldenaars. Die bereiken de geestelijke eenwording van heel de mens.

Dit is ook het laatste verhaal van de reeks waarin mensen afstand nemen tot wat ze hebben. Want het volgende verhaal gaat over ‘niet één slaaf’. Daarin wordt de verslavende werking aan geld, bezit en zekerheden overwonnen zodat je daar geen slaaf meer van bent. 

De hele serie gaat over afstand nemen van de gehechtheid aan wat je hebt. En als de laatste dan gaat over het vrij worden van de slavernij, is dat de bekroning van het vrij worden van de mens. Ook hierop kom ik terug. 

Die vrijheid is niet statisch. Als je éénwording bereikt hebt, kan je dat niet vasthouden. Je overwint de gehechtheid en even later, als je in een  andere situatie belandt, sta je weer voor de uitdaging om daarin je heelheid en je vrijheid te hervinden.

Eenwording als verlangen

Nu kan de gelijkenis over de twee koningen verstaan worden. ‘Welke koning’ is een beeld van hoger bewustzijn dat gekenmerkt wordt door eenheid. Hij vraagt zich af of hij zich als een veelheid zal voordoen om de ontmoeting met de andere koning mogelijk te maken. Zijn probleem is dat hij dat niet aandurft. Hoe kan de ander hem in zijn wezenlijke eenheid ontmoeten, wanneer hij zich in een veelheid (10.000) aan hem zou vertonen? Hij kan toch zijn wezen niet verloochenen? Zijn zelfopvatting en zijn beeld van de andere koning zijn belemmeringen om de ander te ontmoeten.

De andere koning is een beeld van het lagere bewustzijn. Kenmerk hiervan is veelheid (20.000). De koningen vertegenwoordigen twee werelden die elkaar moeilijk verstaan. De verteller maakt heel duidelijk wie volgens hem koning behoort te zijn, namelijk ‘welke koning’. Deze neemt dan ook het initiatief om de andere koning tot andere gedachten te bewegen door een oudste naar hem toe te sturen. Dit is het verhaal. Nu de toepassing.

Wat voor de koningen geldt, gaat op voor iedereen. Degene die geen afstand nemen van wat hen onvrij maakt, kunnen geen leerling van Jezus zijn. Het wil zeggen dat van het hogere bewustzijn wordt gevraagd om zich in de wereld van de veelheid te begeven. Het kan dan leren om, als desem (gist) in het meel, gemengd te worden met de aardse werkelijkheid, in het vertrouwen dat dan niet het desem in meel verandert, maar het meel doordesemd wordt. De andere koning is onvrij door zijn gehechtheid aan de 20.000, de aardse werkelijkheid. Hem wordt gevraagd daarvan wat meer afstand te nemen.

De keuze van de ene koning om een oudste uit te zenden is zeer toepasselijk. Naast de overpriesters en schriftgeleerden vormden de oudsten een aparte categorie binnen een joodse gemeenschap. Aan hen was de geestelijke leiding van een gemeente toevertrouwd en hun functie is te vergelijken met een ouderling of presbyter. Zo’n geestelijke leider wordt naar de andere koning gezonden om hem tot vrede te bewegen.

Wat met ‘vrede’ is vertaald, wordt door Lucas aangeduid met het woord ‘eirènè.’ Lucas schreef Grieks, maar hij dacht Joods. De joodse invulling van het begrip ‘eirènè, dat een vertaling is van het hebreeuwse Sjaloom, is welzijn, eenheid, harmonie. Soms ook afwezigheid van oorlog, maar het heeft een veel bredere betekenis dan dat. In de gelijkenis zijn beide koningen in tweestrijd. Deze koningen hebben betrekking op twee facetten van het bewustzijn, dat 

in zichzelf verdeeld is. De gelijkenis gaat erover om die verdeeldheid op te heffen, om sjaloom, welzijn en harmonie te realiseren. Het houdt in dat mensen worden zoals zij behoren te zijn; dat ze de toestand van het normale bereiken.

‘In het oude Griekenland betekent eirènè de periode van rust tussen twee oorlogen in. Het past dus niet erg bij wat het O.T. met sjaloom bedoelt’. [4] Het woord ‘eirènè’ in vers 32 dient gelezen te worden tegen de achtergrond van het joodse sjaloom en niet tegen die van een tijdelijke afwezigheid van oorlog, zoals het Griekse woord suggereert.  

Drie personages

In de gelijkenis over de koningen komen drie personages voor. ‘Welke koning’ als het hogere bewustzijn; de oudste als degene die mogelijkheden zoekt om de twee koningen bij elkaar te brengen en de andere koning als het lagere bewustzijn. Van deze drie aspecten van ons bewustzijn zie ik de oudste als de spirituele zoeker in ons. Het aantal van drie heeft in de bijbel een diepe betekenis. Het betekent grote nadruk en volledigheid. De drie personages geven mijns inziens aan dat deze drie aspecten van bewustzijn de hele geestelijke mens uitmaken. In de gelijkenis over de vader en twee zonen en in die over de rijke man, de rentmeester en de schuldenaars zien we deze drie aspecten terugkomen.  

De gelijkenissen zijn in drie redevoeringen ondergebracht. Het is een indicatie dat er een volledig proces in wordt beschreven: een ontwikkelingsproces van verdeeldheid naar heelheid en van dualisme naar eenheid. 

Terugblik

- De serie gelijkenissen in Lucas 14:25-16:18 dient gelezen te worden tegen de achtergrond van het boek Exodus, over de uittocht uit het slavenbestaan.

- De gelijkenissen vormen een literaire eenheid.

- De personages hebben een onbepaalde en gezamenlijke identiteit.

- De personages verwijzen naar verschillende aspecten van het bewustzijn, die met elkaar de gehele innerlijke mens vertegenwoordigen.

- De eenwording van de verschillende geestelijke aspecten wordt als doel gesteld.

B. ZOEKEN VAN HET ENE 

Een werkwijze: tellen van woorden

In mijn boeken Voor ogen verborgen en Lucas code heb ik aangetoond dat Lucas Grieks schreef en Joods dacht. Anderen gingen mij hierin voor, zoals Peter van ’t Riet in zijn boek met de veelzeggende titel Lucas, de Jood. 

In het Oude Testament wordt veel met symbolische getallen gewerkt. Het blijkt dat Lucas ze op eenzelfde wijze heeft toegepast zoals dat in het Oude Testament gebruikelijk is. Drie van deze getallen heb ik in dit boekje verwerkt. Het zijn 26, 17 en 13.[5] Soms worden ze ook in combinaties en in veelvouden toegepast. 

- De godsnaamgetallen 26 en 17

De getallen 26 en 17 zijn zogenaamde godsnaamgetallen, omdat de godsnaam JHWH in deze getallen wordt uitgedrukt. In het Hebreeuws hebben alle letters een waarde als getal: J = 10 of 1, H = 5, W = 6 en de H is weer 5. De som ervan is: 10+5+6+5 = 26 en 1+5+6+5 = 17.

- Het getal 13

In Deuteronomium 6:4 vinden we een korte geloofsuitspraak omtrent God: “JHWH is één” of “JHWH is de enige”. Het Hebreeuwse woord voor één of de enige is ECHaD. In getallen geschreven als 1, 8 en 4. De som van 1+8+4 = 13 

- De combinaties 26-13 en 17-13

De geloofsuitspraak uit Deut.6:4  JHWH is één” kan in de getallencombinaties 26-13 en 17-13 worden weergegeven. In de serie gelijkenissen, waarin de geestelijke ontwikkeling van de mens het onderwerp is, drukt het veelal de éénwording van de mens uit. 

-Voorbeelden van veelvouden.

. De gelijkenis over de munten, in 15:8-9, kan het beste worden verstaan met de geloofsuitspraak in Deut. 6 op de achtergrond. Die gelijkenis telt immers 39 woorden. Dit is 26-13

. De rede tot de leerlingen in 16:1-18 telt 351 woorden. Dit is 27 x 13. Elk woord uit deze rede draagt er dus toe bij dat 27 maal (3x3x3x13) de eenheid van de mens wordt bejubeld, als afspiegeling van de eenheid van JHWH, naar wiens beeld de mens is geschapen.

. De verborgen getallen in de Openingswoorden 14:25-27 en in de Slotwoorden 16:16-18 hebben een diepe betekenis. De Openingswoorden tellen 52 woorden van Jezus; dus 2 x 26. De Slotwoorden tellen 51 woorden van Jezus; dus 3 x 17. 

De serie gelijkenissen wordt zodoende omzoomd door de godsnaamgetallen 26 en 17. Er wordt in uitgedrukt dat  God aanwezig is in wat in de gelijkenissen beschreven wordt. 

Voor de uitleg van de gelijkenissen zijn de aantallen woorden onmisbaar en zeer praktisch.

Wie van u…

Wie van u die honderd schapen heeft… Het aantal woorden in de gelijkenis over de schapen en in die over de munten bevestigen de tekst en omgekeerd. De tekst gaat over het zoeken van één en in het aantal woorden komt steeds het getal 13 terug. De getallen geven precies aan, wat dit ene inhoud. De vertelling over de schapen (15:1-7) telt namelijk 117 Griekse woorden. Dit is 9 x 13. De vraag kan gesteld worden of dit aantal niet toevallig zo uitkomt.

Ik ben van mening van niet. Want de gelijkenis over de munten (15:8-10) telt 52 woorden. Dit is 4 x 13. De zogenaamde tweelinggelijkenis over de schapen en de munten samen, telt dus 117 plus 52 woorden; dit is 169 woorden of 13 x 13. In woorden zou het niet duidelijker gezegd kunnen worden. Ze gaan over de eenwording van de mens, die in het getal 13 wordt uitgedrukt.

Wanneer we de gelijkenis over de munten nader bekijken, bestaat die uit twee delen. De verzen 8-9 bieden de gelijkenis en tellen 39 Griekse woorden; de som van 26 en 13. Vers 10 zegt iets over het effect van het vinden van de ene en telt 13 woorden. De verzen 8-10 zeggen in getallen: 26 - 13 - 13. 

In de aantallen woorden is ook hier het getal voor eenwording, namelijk 13, bepalend. Zo’n samenbundeling van het getal 13 kan toch niet door toeval tot stand zijn gekomen? 

Nog één bijzonderheid wil ik noemen, waardoor het aantal woorden door toeval nog onwaarschijnlijker wordt. 

De gelijkenis over de vrouw met de munten begint met: Of welke vrouw die tien munten heeft. Een verhaal beginnen met ‘of welke’ is heel opvallend en ongebruikelijk. Even ervoor staat  in 14:31-33 een gelijkenis die echter met dezelfde woorden begint: Of welke koning die… Deze gelijkenis bestaat eveneens uit twee delen. De verzen 31 en 32 bieden de gelijkenis en vers 33 houdt een aanbeveling in. Vers 31 bestaat uit 26 woorden en vers  32 uit 13. De gelijkenissen die beginnen met Of welke… tellen beide dus 39 woorden. 

De gelijkenis over de koning is gecomponeerd met de getallencombinatie 26-13. Ook van deze gelijkenis is de strekking dat de personages eenwording nastreven, hoewel ze daar, zoals we gezien hebben, nog niet in slagen. De aanbeveling in vers 33 zegt dat degene die geen afstand neemt tot zijn bezit, geen leerling van Jezus kan zijn. Dit vers telt 17 woorden, zodat de verzen 31-33 in getallen er als volgt uitziet: 26 - 13 - 17. 

Volgens de tekst en het aantal woorden zal de uitnodigende boodschap in deze gelijkenissen zijn dat de mens tot eenheid kan komen door het vele achter te laten en het ene te zoeken. Deze mens realiseert dan de eenheid van JHWH in aardse verhoudingen.

Toen kwam hij tot zichzelf.

Direct volgend op de gelijkenissen over de schapen en over de munten vinden we de gelijkenis over de verloren zoon.

De jongste zoon vertrekt met zijn bezit naar een ver land. Hij verkwist daar alles en wordt varkenshoeder. Dan komt hij tot zichzelf en krijgt berouw. Zijn berouw staat in Lc.15:17-19. De met een streepje verbonden woorden vormen in het Grieks één woord. Deze werkvertaling levert krom Nederlands op, maar dat kan niet anders. Het aantal woorden per vers heb ik vermeld.

17 Nu tot zichzelf gekomen zei-hij: hoeveel huurlingen van-de vader van-mij hebben-genoeg broden, ik echter ga-verloren hier door-honger.  --> 17 woorden
18 Opgestaan zal-ik-reizen naar de vader van-mij, en ik-zal-zeggen tot-hem: vader ik-heb-gezondigd tegen de hemel en voor-het-aangezicht van-u.  --> 17 woorden
19 Niet-meer ben-ik waard genoemd-te-worden zoon  van-u, maak mij zoals één van-de huurlingen van-u.  --> 13 woorden

De verzen 17, 18 tellen beide 17 woorden. Lucas heeft hierdoor tot uitdrukking gebracht dat God met hem is wanneer hij deze woorden overdenkt. Vers 19 bestaat uit 13 woorden. In de verzen 18 en 19 heeft Lucas dus de  combinatie 17-13 ingeweven, die verwijst naar de eenwording van deze zoon. 

De schuldbelijdenis uit de verzen 18, 19 wordt herhaald in vers 21, waar deze 26 woorden telt. Het inweven van de godsnaamgetallen 26 en 17 en van de geloofsuiting uit Deut.6:4 in de combinatie 17-13 betekenen dat God actief aanwezig is in wat in de woorden van deze verzen wordt uitgedrukt. De jongste zoon komt tot zijn bestemming. In de ontmoeting met zijn vader wordt dit bevestigd. Zij worden één.

In de verzen 20-24 lezen we hoe de jongste zoon door zijn vader wordt ontvangen. 

20 en opgestaan, ging-hij naar de vader van-hem. Nog nu hij veraf was zag hem de vader van-hem en kreeg- meelijden, en gerend viel-hij om de hals van-hem en kuste-hartelijk hem.   -->29 woorden

21 Zei nu de zoon tot-hem: vader, ik-heb-gezondigd tegen de hemel  en voor-het-aangezicht van-u, niet-meer ben-ik waard genoemd-te-worden zoon van-u. Maak mij zoals één van-de huurlingen van-u.     -->26 woorden

22 Zei nu de vader tot de slaven van hem: Snel haal het eerste gewaad en bekleed hem, en geef een-ring aan de hand van-hem en sandalen aan de voeten    -->28 woorden

23 en brengt het kalf het gemeste, slacht-het, en etende laten-wij-vrolijk-zijn.    -->10 woorden

24 Want deze de zoon van-mij was dood en is-gaan-leven, en verloren en is-weer-gevonden, en zij-begonnen vrolijk-te-zijn.    -->16 woorden

De verzen 17-24 samen tellen 156 woorden, dat wil zeggen: zes maal het godsnaamgetal 26. Lucas lijkt hiermee te bekrachtigen dat de inkeer van de jongste zoon oprecht is en naadloos past bij de hartelijke ontmoeting die erop volgt. 

Het mag toch wel zeer bijzonder worden genoemd dat de gelijkenissen in de rede tot de Farizeeën over de schapen en de munten gekenmerkt worden door het getal 13 en die over de verloren zoon door de godsnaamgetallen 26 en 17. 

Deze betekenisvolle getallen in het gedeelte over de jongste zoon steken schril af tegen de reactie van oudste zoon.

De oudste zoon verhardt zich.

We vinden het antwoord van de oudste zoon op de uitnodiging van zijn vader in de verzen 29, 30.

29 Hij nu antwoordde zei tot-de vader van-hem: zie, zoveel jaren slaaf-ik voor-u en nooit een-gebod van-u heb-ik-overtreden, en aan-mij nooit hebt-u-gegeven een-bokje opdat met de vrienden van-mij ik-vrolijk-ben.   -->28 woorden

30 Toen nu de zoon van-u deze gekomen-is die verteerde van u het-levensonderhoud met hoeren, hebt-u-geslacht voor-hem het gemeste kalf.    --> 19 woorden

Zowel de aantallen 28 en 19 als de som ervan, 47, hebben, voor zover ik weet, geen symbolische waarde.  In de rede tot de Farizeeën zijn het de enige verzen waarin de afwezigheid van JHWH en van eenwording zowel in de betekenis van de woorden als in het aantal woorden tot uitdrukking wordt gebracht. 

Woorden van Lucas

In de serie gelijkenissen vinden we hier en daar woorden van Lucas. Elke redevoering  wordt door Lucas ingeleid (14:25, 15:1-3 en 16:1) en dat geldt ook voor de gelijkenis over de vader en de twee zonen. (15:11). In 16:14,15 beschrijft Lucas de reactie van de Farizeeën op de woorden van Jezus. De aantallen woorden van Lucas in deze verzen zijn: 10, 36, 6, 2 en 14. Dit zijn 68 woorden of 4 x 17. Dit houdt in dat hij niet alleen door de woorden van Jezus, maar ook met zijn eigen woorden de naam van JWHW bekend maakt.

Terugblik

- De aantallen woorden in deze en andere gelijkenissen vormen een integraal onderdeel van de tekst en geven er een diepere betekenis aan.

- In de rede tot het volk is eenwording nog een wens en een ideaal waarnaar men streven kan. In de rede tot de Farizeeën komt de eenheid stap voor stap dichterbij om gedeeltelijk te worden gerealiseerd in de eenwording van de vader met de jongste zoon. In de rede tot de leerlingen wordt de eenwording van de mens gerealiseerd.

C. VINDEN VAN EENHEID

Het thema van de serie gelijkenissen is eenwording van de mens. In de gelijkenis van de verloren zoon lukt dat niet helemaal. Want de vader en de jongste zoon worden wel één maar de oudste zoon wil niet binnengaan. Die heeft aan de uiterlijke wereld genoeg. Maar dat verhaal houdt daar niet op want in de volgende gelijkenis over de rentmeester komen dezelfde personen terug. De vader komt daar terug in de persoon van de rijke man. De jongste zoon komt terug in de persoon van de rentmeester en de oudste zoon komt terug in de vorm van de schuldenaars. 

Iemand was rijk en had een rentmeester

Lucas lijkt deze verbanden te hebben aangegeven door beide gelijkenissen met hetzelfde woord te laten beginnen: ‘Iemand was rijk en had een rentmeester’, precies zoals de gelijkenis ervoor, namelijk ‘Iemand had twee zonen’.

Beide gelijkenissen beginnen met innerlijke verdeeldheid. Zowel de vader en de twee zonen als de rijke man, de rentmeester en de schuldenaars zitten niet op één lijn.

Het is opvallend dat de rijke man en de rentmeester niet meer op één lijn zitten terwijl ze als vader en jongste zoon zopas de eenwording hebben bereikt. In een nieuwe situatie beleven ze dus een terugval. De rijke man neemt het initiatief door de rentmeester ter verantwoording te roepen en deze neemt de uitdaging aan. 

Ik wil eraan herinneren dat het hier gaat om de bestemming van de mens. Het verhaal speelt niet in de buitenwereld, maar in het binnenste van de mens. Het hogere bewustzijn (rijke man) wil zich verenigen met de beide andere facetten. Het is nu in gesprek met het zoekende deel van de ziel (rentmeester) dat zich verantwoordelijk gaat voelen voor het meest aardse deel ervan. Dat is verbeeld in de twee schuldenaars, die allebei een schuld van honderd hebben. De rentmeester neemt de taak op zich om hen tot welbevinden, eenheid en harmonie te brengen.

Deze doelstelling doet denken aan de vertelling over de koningen, waar ‘een oudste’ naar de andere koning werd gestuurd om hem tot vrede, sjaloom, te bewegen. Wat daar als wens en ideaal werd gekoesterd, staat nu op het punt om werkelijkheid te worden.

De rentmeester begint de innerlijke dialoog met de eerste schuldenaar. Deze belijdt een schuld te hebben van 100 vaten olie. De rentmeester antwoordt: ”ga vlug zitten en schrijf vijftig”. Dit heeft een zeer diepe betekenis.

Om die op het spoor te komen, kunnen we bedenken dat Lucas Hebreeuws dacht terwijl hij Grieks schreef. Bij een Grieks woord ziet hij kennelijk een Hebreeuws getalsbeeld. Hij ziet 100 bat = 100 2-400. [6] In het getalsbeeld van bat heeft de 2 van de dualistische wereld zich ontwikkeld tot 2 x 2 en dat in de honderdtallen: 400, de letterwaarde van de letter ‘T’. Dat is de laatste letter van het Hebreeuwse alfabet. Daarna komt er niets meer. De 2 symboliseert de dualistische, aardse ontwikkeling, die hij heeft opgevoerd tot het uiterste, tot 400, en… hij dreigt verloren te gaan.

Want de reeks 100 2 400, draagt in zich de 1-2-4, in Hebreeuwse letters is dit abed = verloren.

Dan doet de rentmeester een gewaagd voorstel. Hij vraagt de schuldenaar om 50 te schrijven; niet ‘in plaats van’ 100, maar erna. Dan krijgen we 1-2-400-50. Zijn ontwikkeling komt hierdoor in het perspectief van een nieuwe wereldorde te staan.

Vijftig is immers het getal van het Jubeljaar, waarin schulden worden kwijtgescholden en slaven worden vrijgelaten. Beide elementen heeft Lucas ingebouwd in de rede tot de leerlingen: de gelijkenis over de rentmeester heeft het beeld van het kwijtschelden van schulden en de volgende gaat over de vrijheid van wie de slavernij aan zijn bezit achter zich heeft gelaten.

Nadat de schuldenaars [7] en de rentmeester op één lijn zijn gekomen, wordt de rentmeester door zijn heer geprezen. Ook zij worden één. De fase van eenheid is bereikt.

Als vader en zoon val je elkaar om de hals; dat drukt uit dat je één wordt. Als werkgever - werknemer doe je dat niet, dan deel je een compliment uit. Het wil zeggen dat de gelijkenis van de verloren zoon vervolmaakt wordt in het verhaal daarna over de rijke man, de rentmeester en de twee schuldenaars. Die bereiken nu de eenwording van de hele mens.

Op één punt dient de handelwijze van de rentmeester nog te worden toegelicht. Aanvankelijk was hij niet trouw aan zijn heer, zijn hogere zelf. Hij heeft echter zijn leven verbeterd en de schuldenaars een geweldige dienst bewezen. Hij heeft hen van hun schuldcomplexen afgeholpen. Zowel naar zijn lagere als naar zijn hogere bewustzijn heeft hij zeer toegewijd gehandeld. In de gelijkenis over de twee koningen lukte het nog niet om die twee bij elkaar te brengen. Intussen heeft de mens de fasen van honderd schapen, tien munten en twee zonen met succes doorlopen. De geïntegreerde mens is nu een feit geworden. Om ons dit haalbare doel voor ogen te stellen, zijn mijns inziens deze gelijkenissen verteld.

In weinig getrouw

De revolutionaire teksten over trouw en ontrouw sluiten naadloos aan bij de gelijkenis over de rentmeester. 

1 a       De getrouwe in het weinige, is ook in veel getrouw. 

2 b       En de onrechtvaardige in zeer weinig is, is ook in veel onrechtvaardig. (16:10).

2 c       Indien u dus niet getrouw geworden bent in de onrechtvaardige Mammon,wie zal u dan het waarachtige toevertrouwen? (11)

2 d       Indien u niet getrouw geworden bent in het vele van een ander, wie zal u het onze geven. (12)

Het vele in de eerste zin (1a) staat in deze reeks gelijkenissen voor de aardse werkelijkheid. De aanduiding ‘het weinige’ valt in de gelijkenissen nu voor het eerst. Lucas heeft deze uitdrukking echter eerder gebruikt in de gelijkenis over het zuurdesem, dat nodig is bij het maken van brood. Er is maar weinig desem nodig om een grote hoeveelheid deeg te laten rijzen. Dat proces vindt plaats ín het verborgene van het deeg. Het weinige desem is een beeld van het koninkrijk van God, dat in het verborgene inwerkt op de aardse werkelijkheid. (13:21-22) Jezus vergelijkt het Koninkrijk ook met een mosterdzaad dat in de aarde ontkiemt en uitgroeit tot een flinke struik. Het desem en het mosterdzaad beginnen wel klein en in het verborgene, ze hebben een grote uitwerking naar buiten.

De getrouwe in het weinige kan nu geduid worden als iemand die trouw is aan de verborgen werking van Gods Rijk in deze wereld. Op menselijk niveau komt dit tot uitdrukking in een leven van liefde, waarheid en rechtvaardigheid, dat een grote uitwerking heeft naar buiten. Het wordt geassocieerd met het hogere bewustzijn. 

De eerste zin kan nu als volgt worden weergegeven: ‘De getrouwe aan het hogere bewustzijn is ook getrouw aan het lagere’ of ‘De getrouwe in het Koninkrijk van God is ook in deze wereld getrouw’. De rentmeester heeft zowel naar het hogere bewustzijn als naar het aardse toegewijd en getrouw gehandeld. Het eerste is gepersonifieerd in de rijke man en het tweede in de schuldenaars. 

In de uitspraak in de tweede zin, dat de onrechtvaardige in zeer weinig ook in veel onrechtvaardig is, (2b) staat weer het weinige,  het spirituele, voorop en weer geldt dat de geestelijke kwaliteit van de mens bepalend is voor hoe deze met de aardse werkelijkheid omgaat. 

Wie niet goed omgaat met het spirituele en daarin dus onrechtvaardig is, is dat ook in het gewone leven. Spirituele nalatigheid kan niet leiden tot rechtvaardigheid in het gewone leven.

In 1a en 2b is de houding ten opzichte van het spirituele bepalend voor de houding tot het seculiere. Waar het onrechtvaardigheid en ontrouw betreft, zijn drie zinnen gebruikt en wel 2b, c en d. De drie zinnen drukken uit dat de onrechtvaardigheid en de ontrouw totaal zijn. 

De tekst over ‘niet één slaaf’ is op dezelfde manier vormgegeven. 

Niet één slaaf

Deze tekst heeft Lucas ontleend aan het evangelie van Matteüs. We lezen daar: Niet één kan voor twee heren slaaf zijn. Er zijn verschillende mogelijkheden om er goed Nederlands van te maken. Bij voorbeeld ‘Niemand kan voor twee heren slaaf zijn’. Of ‘Niet één mens kan voor twee heren slaaf zijn.’ Mijn voorkeur gaat uit naar het laatste. De tekst van Matteüs past dan mooi bij die van Lucas. Deze heeft immers één woord toegevoegd aan de zin van Matteüs, en wel het woord ‘slaaf’. 

Mt.  6:24a Niet één mens kan voor twee heren slaaf zijn.

Lc. 16:13a Niet één slaaf  kan voor twee heren slaaf zijn.

Door dat ene woord is de betekenis van de zin radicaal veranderd. Bij Matteüs betreft het alle mensen, dus zowel de vrijen als de slaven. Bij Lucas betreft het alleen de slaven. Uiteraard zijn dit niet de slaven als maatschappelijke groepering maar zij die geen afstand kunnen nemen tot hun bezit, gewoonten of ideeën.

Door het woord ’slaaf’ toe te voegen, zegt Lucas dat de vrijen wel twee heren kunnen dienen. Wie vrij is van gehechtheid kan naar keuze dienen wie hij of zij wil. En de conclusie: ‘wie getrouw is aan het hogere is ook getrouw aan het lagere’ onderstreept dit.

Vers 13 luidt:

1  a      En niet één huisslaaf kan voor twee heren slaaf zijn. 

2  b      Want elke huisslaaf zal óf de ene haten en de andere liefhebben, 

2  c      òf zich aan de ene hechten en de andere minachten.

2  d      Jullie kunnen niet God dienen en mammon. 

De ene in 2b en 2c verwijst naar JHWH, naar God of het goddelijke in de mens. De andere verwijst naar de aardse werkelijkheid, in 2d kortweg mammon genoemd. Mammon is niet alleen de God van het geld maar van alles waaraan de mens gehecht en verslaafd kan raken, waardoor men zijn vrijheid verliest. [8]

De vorm ondersteunt de inhoud.

Hoewel deze teksten duidelijk zijn, heeft Lucas de overeenkomende betekenissen ook nog eens in een parallelle vormgeving tot uitdrukking gebracht. Van de gevolgtrekking uit de gelijkenis over de rentmeester (16:10-12), en van de gelijkenis over ‘geen enkele slaaf’ in 16:13, heb ik de gelijke vormgeving reeds laten zien. De gelijkenis over het zout (Lc.14-34-35) is eveneens volgens deze structuur opgebouwd. Steeds wordt in de eerste zin het vrije, hogere bewustzijn getypeerd en daarna volgen drie zinnen waarin het slaafse, lagere bewustzijn wordt gekarakteriseerd.

De gelijkenis over het zout.

1 a  Goed dan is het zout.

2 b Maar wanneer zelfs het zout dwaas wordt, waarmee zal hij geschikt gemaakt worden?

2 c Noch voor het land, noch voor de mesthoop is hij geschikt. 

2 d Men werpt hem buiten.

 

Voor ons is dit een onzinnige tekst omdat de beeldspraak van zout ons vreemd is. We kunnen deze gelijkenis daarom of overslaan of toch proberen te begrijpen. Ik heb voor het laatste gekozen.

In Matteüs 5:13 begint deze gelijkenis met: “Jullie zijn het zout der aarde” en even verderop: “Jullie zijn het licht der wereld”. Met ‘het zout’ en ‘het licht’ spreekt Jezus zijn leerlingen aan op hun spirituele kwaliteiten. Dat geldt ook voor de uitspraak in Marcus 9: “Hebt  zout in uzelf en houdt vrede onder elkaar”. 

Het zout dat goed is, zie ik als een beeld van het hogere bewustzijn en van intuïtieve wijsheid. Wanneer het zijn kracht verliest en tot dwaasheid leidt, verwijst het daarentegen naar het lagere denken, naar opvattingen die voortkomen uit eigenbelang en egoïsme. 

Vrij vertaald kan de gelijkenis als volgt worden weergegeven:

1 a       Het goddelijke in de mens is geschikt voor Gods Koninkrijk. 

2 b       Maar wanneer zelfs het goddelijke ongeschikt en dwaas wordt, waarmee kan het dan nog voor het goddelijke koningschap bruikbaar worden gemaakt?

2 c       Noch voor het spirituele rijk, noch voor transformatie is het geschikt: 

2 d       men blijft een buitenstaander.

De eerste zin verwijst naar het spirituele niveau van de mens. In drie zinnen wordt daarna het aardse niveau aangegeven. 

Uit deze parallelle vormgeving blijkt eens te meer het grote literaire vakmanschap van de schrijver van dit bijbelboek. Het is denkbaar dat hij voorzien heeft, dat de gelijkenis over het zout op zichzelf door de lezer niet gemakkelijk te begrijpen is. Bezien we deze in samenhang met de twee andere parallelle teksten en met de serie gelijkenissen, dan wordt ook deze toegankelijk.

Terugblik

- De gelijkenis over de verloren zoon wordt vervolmaakt in het verhaal daarna over de rijke man, de rentmeester en de twee schuldenaars. Die bereiken de eenwording van de hele mens.

- In deze gelijkenissen heeft het spirituele de hoogste prioriteit. Wie er niet goed mee omgaat en daarin dus onrechtvaardig is, is dat ook in het gewone leven. Spirituele nalatigheid  kan, volgens Jezus en Lucas, niet leiden tot rechtvaardigheid in het gewone leven. 

- Wie vrij is van alle gehechtheid kan naar keuze dienen wie hij of zij wil.

- Deze gelijkenissen en sommige tekstgedeelten daarvan zijn op zichzelf soms moeilijk te doorgronden. Bezien we ze in samenhang met elkaar dan geven ze een diepe wijsheid prijs. 

Hulde aan de verteller.



[1] Kabbala en exodus. 1999, Z’ev ben Shimon Halevi. East-West Publications, Den Haag/Londen. Dit boek gaat over onze eigen situatie. We zijn tot onze dood onderworpen aan farao, de slavenmeester van een uitsluitend mechanisch leven, tenzij we innerlijk vrij worden. p.14

terug

[2] Een toelichting bij de vertaling van de kernwoorden vindt u in de bijlage.

terug

[3] In Lc. 1:33 vertaalt de Nieuwe Bijbelvertaling het woord ‘basileia’ met koningschap: ‘…aan zijn koningschap zal geen einde komen’

terug

[4] Bijbelse woorden en hun geheim. Deel 1. F.J. Pop. 1957. Boekencentrum, Den Haag.

terug

[5] Het originele handschrift van Lucas is verloren gegaan. We zijn dus aangewezen op handschriften uit later eeuwen. De woorden uit het bijbelboek Lucas heb ik geteld in Codex Vaticanus, uit de vierde eeuw. (New Testament Greek Manuscripts Luke, 1995. Edited bij Reuben J. Swanson, Sheffield, England)

terug

[6] De waarde van 1 bat is ongeveer 10 x een dagloon. Van 500 daglonen die hij zogenaamd kwijtscheldt, had hij wel een huis kunnen kopen, zeker wanneer we daarbij nog de ‘kwijtschelding’ tellen die de andere  schuldenaar ten deel valt. Daar zal het dus niet over gaan.

terug

[7] Voor de uitleg over de andere schuldenaar verwijs ik naar Voor ogen verborgen, p. 131 ev.

terug

[8] Voor een uitgebreide toelichting op elk van deze verzen verwijs ik naar Voor ogen verborgen, pag. 143 ev.

terug

 

 bijgewerkt: 24 juli 2008

Terug naar Voor Ogen Verborgen