Viering zondag 2 februari 2020
God heeft het land aan de woestijnen,
aan droge, saaie, humorloze praat,
aan preken waar geen letter poëzie in staat.
Welkom
Paaskaars aansteken
Welkom allemaal , of je nu vertrouwd of nieuw bent in deze viering…
Dit is de eerste viering in een nieuwe reeks, waarin we pogen het mysterie van ons bestaan te duiden. Dat klinkt nogal pretentieus, mede gezien het feit dat men hierop al sinds mensenheugenis een antwoord probeert te vinden, maar.. zonder succes.. en daarom is het dan ook een mysterie….
Deze eerste keer treffen religie en poëzie elkaar. Beide proberen woorden te vinden voor wat eigenlijk helemaal niet in exacte woorden ter sprake kan worden gebracht.
En, daarbij, niet onbelangrijk in deze viering, juist dichters proberen vaak een verbinding te leggen tussen hemel en aarde.
Wij proberen dus vandaag woorden te vinden voor wat eigenlijk onuitsprekelijk is. We zullen daarom vooral de taal van de dichters laten klinken. Het is per slot van rekening ook nog de week van de poëzie.
We beginnen met een gedicht van Leo Boekraad: Zo goed is God.
Zo goed is God:
Hij gaf de winden
bomen om te waaien,
de stromen oevers
voor hun lied.
Maar aan de dichter
gaf hij woorden:
anders niet.
(Leo Boekraad )
Zingen: Hierheen adem
Hierheen adem, vuur mij aan. Zend mij uit uw verste verten golven licht..
Mededelingen
Geen zorgen voor morgen
beveel het aan God
Wees heden tevreden
en dank voor uw lot.
Ik lag in mijn tuintje en sliep
Toen kwam er een engeltje dat mij wakker riep
Rietje je moet ontwaken
Om voor Majannneke een versje te maken..
Rozen verwelken, bloemen vergaan, maar onze vriendschap blijft eeuwig bestaan.
Laat je zonnestraaltje schijnen
waar het kan
Kun je iets liefs, iets vriendelijks zeggen
doe het dan.
Wijsheden en aanbevelingen voor brave meisjes, ja, vooral meisjes, uit onze poesie-albums van vroeger. Het waren naast de uit het hoofd geleerde psalmversjes, vaak de eerste uitingen van gedichtjes in onze levens..)
Zingen: Hierheen adem
Hierheen adem, vuur mij aan. Zend mij uit uw verste verten golven licht..
Poëzie en religie
Poëzie en religie, waar treffen ze elkaar?
Religie gaat over het onnoembare, het niet-zichtbare, over dat wat ons overstijgt, het absolute, over dat wat groter is dan wij ons kunnen voorstellen. Daar kan je dus niet in concrete taal en heel feitelijk over redeneren. Daar kan je hooguit woorden bij stamelen, associaties bij hebben, metaforen voor zoeken, en dan… ben je al bij poëzie aangeland.
Wij ontdekten, al pratend en zoekend, dat het in deze combi religie en poëzie vaak gaat over verlangen, verlangen dat zich manifesteert tussen hoop en heimwee. Het weten dat er meer is, of moet zijn, in dit bestaan waarin de ellende zich zo lijkt op te stapelen. Maar waarin we tegelijk ook zo getroffen kunnen worden door de schoonheid van de schepping, door ervaringen van liefde en vriendschap. En ja, dan gaat het weer om ‘En toch”.
Dichters kunnen zingen over falen, over doem en dood, maar ze kunnen vandaar uit ook iets moois laten opbloeien. Door bijvoorbeeld te dromen over een woestijn waarin fonteinen van water opborrelen..
En door dat vrije associëren, door de ruimte voor gevoelens en gedachten, zitten ze niet vast in denkpatronen en denksystemen. … , kunnen ze verder reiken dan de materie die wij zijn, vormen ze zelfs een gevaar voor ideologieën en dictaturen.. .. omdat ze ons gevoelig maken voor hoop en heelheid, voor vrijheid en bevrijding..
Vragenderwijs
Ik vroeg
wie is
de goudsmid van de zon,
wie gaf
de sterren de ruimte,
wie plantte
de maan in het veld van de nacht?
Ik vroeg
wie gaf
visie aan mijn ogen,
kleur aan het gras,
Toonhoogte aan de vogels?
Wie
heeft het denken bedacht?
Wie
het luisterend oor?
Wie
heeft het zinspelen
in de mond gelegd?
Zeg het mij
met zijn woorden.
Want voor hem
klopt een hart
in mijn keel.
( Jaap Zijlstra)
Zingen: Dat verlangen dat maar blijft
Gods element
De dichter Koos Geerds schreef ‘Gods element’ Beeldend tot op het bot, over wie of wat God zou kunnen zijn, misschien. We zeggen het soms gemakkelijk: God is overal, in alles en allen. Hoor maar hoe dat uitwerkt..
God schrijft zijn Naam in water uit:
in waterdamp, in waterdruppels,
in stoom en ijs, sneeuw, hagel, dauw,
in regenbuien uit het zuiden, westen,
in wolken, noordelijk en koud aan-
zwellend boven land, opspattend schuim
tegen de boegen van de olietankers, de diepzeezeilers, het vlot van Heyerdahl, in beken, bandjirs, dijkdoorbraken,
in drijfzand, geisers, gletsjerdalen –
God leeft zich uit in water, overal.
God is in de condens van jachtvliegtuigen,
het glaasje water van de astronaut,
de volle stralen melk uit koeienuiers,
de melk van schapen, geiten, merriemelk,
in fonkelende wijn, cognac en sodawater,
in maagzuur, speeksel, krokodillentranen,
in kokend water dat de boel desinfecteert,
doopwater, afwaswater, het waterwinbedrijf.
God keurt de eerste sla, de allerlaatste
pruimen, geniet van peer en aalbes tussendoor,
mengt vla-sap-yoghurt tot een allegaartje,
tovert uit kwark en room gezonde taart.
Hij stuurt het zaad voorbedachten rade,
maakt dat het vrijen lekker gaat, zijn top bereikt;
zorgt dat de vrucht wordt afgedreven
of dat uit bloed en slijm een kind ontstaat.
God heeft zijn ziel verbonden aan de spijsverterings-
wetten, de menstruatiecyclus en de bloedsomloop,
de wonderlijke wegen van het hersenvocht.
Gods Naam druipt uit het vocht langs slachthuis-
wanden, uit milten, nieren, levers, harten, blazen,
hij vult de slang waarmee de vloer wordt schoon-
gespoten, zijn Naam spat langs de broekspijpen omhoog.
Hij bruist in laboratoriumkolven en retorten,
hij borrelt in de soep op moeders gasfornuis,
in destillatieketels en de weck voelt hij zich thuis.
Hij pootjebaadt in oceanen, daagt orka’s uit,
doet schepen aan hun ankers schudden,
verschuilt zich in het oog van de cycloon,
wijst jonge haaien een gemakkelijke buit;
hij voedt de walvis, kietelt z’n baleinen,
speelt met de haren van de Deense zeemeermin,
lokt haringscholen naar de Urker vissers,
schrijft liefdesbrieven met een liter inktvisinkt,
doet overal de zon in ’t water schijnen.
God heeft het land aan de woestijnen,
aan droge, saaie, humorloze praat,
aan preken waar geen letter poëzie in staat;
hij houdt van avontuur, muziek en donderjagen –
diep in zijn hart is God een ouwe zeepiraat.
(Koos Geerds )
Calm Waters- van de cd : Still Waters- Ric Sanders
De lopende man
Veel dichters, ook de niet-religieuze, blijven in hun woorden toch vaak reiken naar dat onbereikbare, een werkelijkheid voorbij de onze, of misschien toch in onszelf?, een belofte die samenvalt met een horizon. Tegen wil en dank , zoals je kunt horen bij Hans Andreus in zijn verzen over het Licht, bij Gerard Reve, met ‘eigenlijk geloof ik niets..’ en zo hoor je dat ook bij Rutger Kopland.. over een verlangen dat maar blijft..
De lopende man
Er is een verlangen waarvan je niets weet
Waarnaar – naar iets dat voor je uit vlucht
Er is een plek waarnaar je verlangt
maar je kent die niet –
je moet leven met het onmogelijke
Dit soort dingen denk ik als ik die dunne man
van Giacometti weer zie in zijn museum…
Zo onmogelijk dun –
hij is al bijna verdwenen In zichzelf
in de plek waar hij staat
Hij staat daar maar hij loopt en hij loopt maar met
lichte haastigheid –
hij wil gaan, voorbijgaan, naar ergens
en hij blijft dat maar willen
Je begrijpt het niet
In de ramen een parklandschap – winterlicht
Stille beuken, grijs gras, en niemand
( Rutger Kopland)
Daar tegenover dicht Michel vd Plas over de schoonheid die hij ziet in alledaagse dingen, hele concrete beelden, die toch door de vorm en de gekozen beelden de alledaagsheid direct overstijgen. Omdat het verwijzingen heeft naar zoveel bijbelse elementen dat wij het verhaal als het ware voor ons zien..
Maar ik houd zo, ik houd nog zoveel van;
van de vogels; van water uit een bron;
van wijn in kruiken, koren in de wan;
en van de tempelkoepel in de zon;
van mooi lang haar, en lelies op het veld;
de geur van nardus, en de smaak van zout;
het tere van een lam en het geweld
van golven; en van hout, van alle hout.
Ik houd zo van het breken van een brood;
van kinderen die leunen op mijn knie
en van de aarde als ik sterren zie
en van het heimwee als ik hemel zeg,
van elke grot als van een moederschoot.
En om dat alles wil ik nog niet weg.
(Michel van der Plas)
Het breken van een brood, wijn in kruiken, heimwee naar de hemel, een voorbeeld van hoe hemel en aarde worden verbonden..
Psalm 133 vrij van Huub Oosterhuis werkt dat uit en vertelt waarom we dit doen: je weet bij wie je hoort.
Tot onze verrassing stond deze tekst, die we al tijden terug hadden uitgezocht in het Epistel van Februari. Dat is mooi.
Je weet bij wie je hoort en daarover zingen we
Zingen : Psalm 133, vrij: alleen kan ook, met twee is beter …
Het breken van een brood, wijn in kruiken, je weet bij wie je hoort.
Brood en wijn, met pianospel n.a.v ps. 133
Collecteaankondiging Stichting Da Capo
Wij hebben veel plezier beleefd aan het lezen van gedichten, dat is wat we anderen ook graag gunnen. Daarom is de opbrengst van de collecte voor de Stichting Da Capo.
Stichting Da Capo helpt migrantenvrouwen op weg in Apeldoorn. Met taallessen, maar ook met diverse activiteiten en cursussen. Da Capo betekent opnieuw beginnen. Het is een term uit de muziek
De groep deelnemende vrouwen is divers: vluchtelingen, gezinsmigranten en ook Europese vrouwen. In het taalcafé komen ook mannen, dat is een gemengde groep. Via-via vinden ze Da Capo.
Mochten jullie het gevoel krijgen dat poëzie best wel zwaar is.. dat is zeker niet het geval. Vaak ook zet het je in een paar woorden op een ander been, of word je met humor op een verhelderend inzicht gebracht. Ook bij het onderwerp religie.. luister maar naar deze CD van Herman Finkers
Collecte + cd. “Met Trudie op Bijbelstudie” Herman Finkers
Zingen : Vogelvluchten doen vermoeden
Zegen
Ik zegen je met rood van de passie,
waardoor je voelt dat bloed door je aderen stroomt,
dat je leeft!
Ik zegen je met oranje van de ondergaande zon,
waarin jij je kan hullen als een deken van troost.
Ik zegen je met geel van narcissen,
zodat je blijft geloven in opstaan uit de dood.
Ik zegen je met groen van het gras,
zodat je weet dat er grond onder je voeten is,
een weg om te gaan.
Ik zegen je met blauw van water,
om af te spoelen wat mis gaat
en waar je op stukloopt in het leven.
Ik zegen je met paars, dat als een
mantel van waardigheid om je heen geslagen ligt.
Ik zegen je met Gods licht,
waarin alle kleuren samensmelten
en wij thuiskomen in wie wij zijn
(Janneke Nijboer)